Het is een van de merkwaardigste verschijnselen in de 'moderne' architectuur uit het
eerste kwart van de 20e eeuw:
de houten rolkast, die aan de bovenzijde van het venster aangebracht werd om
'moderne'
zonwering
op te nemen.
Persiennes
en
jaloezieën
werden ouderwets gevonden,
hun invloed op het gevelbeeld ongewenst. Het
houten rolluik
verving de dichte
luiken
en de
trekjaloezie
nam de plaats in van de
zonneblinden.
Maar ja, in
omhooggetrokken situatie zat je dan wel met een dikke rol,
die niet in het zicht kon blijven.
Binnen de
dagkanten
van het
venster
kon wel een oplossing gevonden worden voor de geleiding middels
U-ijzers of gleuven in de stijlen.
Maar bovenaan kon geen architect een harmonische oplossing bedenken.
Op een achtkante stang, de rollat,
werden alle delen van het rolluik gerold. Het
raamkozijn
heel diep
in de muur leggen hielp wel wat, maar dan nog was een afscherming nodig:
een schotje met meestal een fraai gesneden onderzijde. Deze vorm van de rolkast
moest bij het ontwerp al in de architectuur geïntegreerd worden. Meestal steekt de
rolkast buiten het gevelvlak.
Een enkele keer kon een handige ontwerper het probleem oplossen door de
kast te verbergen
in de muur boven het kozijn.
Nog merkwaardiger is het dat een eeuw later nog steeds soortgelijke problemen ontstaan
door de 'moderne'
screens als zonwering.
Tekst: Jean Penders (11-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders